Onjuiste theorieën
“De Romeinen (zo’n 50 jaar vóór Christus tot ca. 450 na Christus ) waren de eersten die zich in Nederland met kanalen, rivieren, waterleiding, waterverkeer, afwateringssystemen, kortom waterbeheersing bezighielden. Ze stopten heel veel energie en kennis in de ontwikkeling van vaarwegverbindingen om de zee te mijden. Te gevaarlijk en voor een zeereis waren zeewaardige schepen nodig. Dat betekende extra overslag en extra schepen.” Na jaren onderzoek is Jan Verhagen tot de conclusie gekomen dat er nogal wat theorieën over door de Romeinen gegraven kanalen de prullenbak in kunnen. De waterwegen bleken heel anders te lopen dan lange tijd is aangenomen. “Neem de IJssel, een zijrivier van de Rijn bij Arnhem die stroomde van Doesburg via Rheden naar Velp en niet zoals lang gedacht van Doesburg via Zutphen naar Deventer” legt Jan uit. “De Romeinen hebben mooie wegen aangelegd, toch waren waterwegen het belangrijkste voor het transport en ze waren er goed in.”
Archeologie en historie booming
‘Van hobby naar passie’ zou een passende titel voor de archeologische loopbaan van Jan zijn. “Ik ben altijd erg begaan geweest met archeologie, ging biologie studeren en was 31 jaar aan het Liemers College verbonden. Als docent biologie en als lid van de schoolleiding.” Waarom die overstap van een baanzekere schoolomgeving naar die meer ongewisse wereld van de archeologie? “In 2004 besloot ik van mijn hobby mijn beroep te maken. Ik stapte niet helemaal in het luchtledige, kon direct bij de gemeente Arnhem aan de slag als archeologisch medewerker. Ik had het er geweldig naar mijn zin. Gaandeweg namen door het Verdrag van Malta (1992) de regels en procedures rond archeologisch werk toe en gingen gecertificeerde archeologische bedrijven de opgravingen doen. Het Verdrag van Malta beoogt het cultuurhistorisch erfgoed in de bodem (archeologische resten van nederzettingen, grafvelden, gebruiksvoorwerpen) beter te beschermen. Ik was geen archeoloog maar greep de mogelijkheid aan om op basis van verworven competenties de nog ontbrekende 20 studiepunten te halen en officieel archeoloog te worden. In 2011 was het tijd voor de volgende stap, mijn eigen bedrijf ‘Jan Verhagen Archeologie: research, advies en publieksbereik’. Het was een goede beslissing, archeologie en historie zijn booming. Dat komt deels door ons huidige welvaartsniveau. De zorg en aandacht voor monumenten groeit, we koesteren onze oude schatten, plaatsen ze in de historische context en proberen zo een tijdsbeeld te krijgen. Het verdwijnen van veel historische panden na de oorlog speelt ook een rol. Dat voelt in Zevenaar nog steeds als oud zeer.”
Bijvangst
Tijdens zijn promotieonderzoek heeft Jan een belangrijke ontdekking gedaan. “Het is eigenlijk een bijvangst. Ik ben na veel speuren tot de conclusie gekomen dat de altijd aanwezige twijfel over het benoemen (identificatie in jargon) van Romeinse plaatsnamen in Gelderland gegrond is. De Romeinse rijksgrens in Nederland, Limes (spreek uit Limès) was gebaseerd op twee feiten. Op de plaatsnamen en reisafstanden op de Peutingerkaart, de enige bewaard gebleven Romeinse landkaart. Èn op archeologische vondsten van veel Romeinse plekken langs de Rijn. Zo zou de Romeinse plaatsnaam Levefano corresponderen met Wijk bij Duurstede, Caruone met Kesteren en Castra Herculis met Arnhem/Meinerswijk. Deze aannames zijn naar alle waarschijnlijkheid niet juist omdat de reisafstanden tussen de diverse vindplaatsen niet kloppen èn omdat er weinig resten van ‘castella’ = forten langs de Rijn tot de Nederlands-Duitse grens in de bodem zijn teruggevonden. Caruone is hetzelfde als Carvio en heeft betrekking op Herwen en Castra Herculis hoort bij het Romeinse legioenskamp (castra) in Nijmegen.”
Marcus Mallius
Lijkt twijfel over deze identificaties gerechtvaardigd, de vindplaats van het Castellum bij Herwen (Carvio ad molem = fort aan de dam) en het splitsingspunt van Rijn en Waal bij Herwen zijn buiten kijf. “In de jaren 30-40-50 is daar frequent gebaggerd en werd veel Romeins puin boven water gehaald. Op zeker moment moesten de baggerwerkzaamheden in een gebied van 200 x 70 meter worden gestaakt; de brokstukken van een weggespoeld castellum (fort) maakten het werk onmogelijk. En nog altijd liggen daar veel restanten op een diepte van 10-12 meter onder het wateroppervlak, bedekt met zo’n 1,5 tot 2 meter slib. Natuurlijk jeukt het bij archeologen” zegt Jan, maar allerlei pogingen om meer restanten te bergen zijn niet gelukt. Het enige dat ons rest is geduld. In ieder geval beschikken we over de grafsteen van de Romeinse soldaat Marcus Mallius, die in 1938 boven water is gehaald en waarvan een replica op de Herwensedijk staat. Marcus Mallius was een soldaat uit Genua, is slechts 36 jaar geworden en had ondanks zijn leeftijd al 16 dienstjaren.”
Volop belangstelling
Is er op landelijk niveau volop aandacht voor de Romeinse rijksgrens, ook regionaal is er beweging. Gemeente Zevenaar spant zich behoorlijk in om het Romeinse leven beleefbaar te maken. De aanwezigheid van het fort bij Herwen dat de dam van Drusus moest bewaken is uniek. “Dit meer aandacht geven is een goede zaak” zegt Jan. “Als je niet weet waar je vandaan komt, weet je niet waar je naar toe gaat. Kennis over het verleden is een belangrijk referentiepunt voor een goede kwalitatieve invulling van je persoonlijk leven”.